“Wie ben ik nou eigenlijk en
wat maakt mij zo belangrijk?
Ik heb geen idee! Weet jij het?”
“Nou misschien wel. Jij verdient van
ons tweeën wel het meeste.”
“Ja, daar zeg je wat.”
Maar ja, jij bent van de facilitaire dienst.
Zonder faciliteiten, geen organisatie.”
“Ja, daar zeg je wat. Okee, fijn om te horen.
Toch heb jij ook een belangrijke functie.”
“Hm, vind je?”
“Ja, een compliment van de directeur
gaat er altijd wel in.”
“Nou goh, graag gedaan!”
“Hé uh, werk ze, hé! Ik moet door.”
“Ja, werk ze nog. Bedankt voor het
gesprek. Heeft een mens zo nu en dan
nodig.”
“Weet ik, dus graag gedaan, hoor! Kom
maar gauw weer eens naar beneden.”
“Ja, zal ik doen. “
Oh, hij is al weg.
De weg naar de top is toch zwaar,
de trappen zijn stijl, alle warmte trekt
naar boven. Aan de top staan is trouwens
ook heftig. Het is boven zo stil.
Beneden gebeurt het. Maar goed, hij van
facilitair is tenminste open en eerlijk.