Column- Zomer 2011

Ik ben er wel klaar voor: zomer 2011. Dingen doen die zijn blijven liggen, zoals opruimen, schoonmaken, papieren doorploegen. En niet te vergeten: die stapel boeken die is blijven liggen. Dan nu de zomer.
Eens kijken. Hoe uitgerust ziet het eruit?

As we speak roept de afwasmachine dat ze klaar is. De hond is net uit geweest. Zijn natte poten kom ik wel tegen bij de volgende dweil. De tuin kan nog een dag of twee zonder grasmaaier, bovendien is het gras nog erg nat. Blij toe. Andere tuinzaken kunnen ook wachten. Op de zon bijvoorbeeld. De offerte voor een klusje bleef lang uit, dus daar ook pas ‘na onze vakantie’-gedoe van. Je hoeft je niet echt druk te maken. Het is immers zomer. Tot wanneer loopt die eigenlijk? Het voelt eigenlijk nog niet helemaal als zomer. Weinig zon. En dit moet nog, dat moet nog. En waar gaan we ook alweer naartoe?

Als ik zo om mij heen hoor, lijkt het bij iedereen op de gewone doordeweekse dagen. Net zo gevuld als tijdens alle jaargetijden. Niks ruimte. Druk, druk, druk. Iedereen moet nog van alles ‘afronden’ vóór de vakantie. Niet anders dan anders en misschien zelfs wel meer.

Het zal wel weer hijgend, zwetend een dag van tevoren prima in orde komen en dan diep zuchtend neerzijgen. Daarna naarstig op zoek naar wat ritme in het vakantieleven. Het voornemen om dit ‘volgend jaar anders te doen’ geef ik op. Het heeft ook wel iets.

Eenmaal op vakantie hoef je schijnbaar echt niks. Alleen maar overleven. Daarnaast kunnen we meemaken, genieten, proeven, smeren, luieren en ondernemen. Allemaal goed. ‘Als we maar mooi weer hebben.’

In de psychologieliteratuur lees ik dat je juist deze zomer moet gaan gebruiken om eindelijk de sprong naar meer lef te maken. Liever nu even niet. Wat mij betreft veertien dagen ingraven in het doorsnee campingleven. Is dat ook goed? Ik wil kneuteren tijdens mijn vakantie. After the sun (of niet), ruimtegebrek, zooi, groezelige kleding, stinkende was en een eeuwig kapotte en te strak staande voortentrits.

Samen mopperen over vieze scheermesjes, zand en haren in de putjes van de openbare ruimtes en het nachtelijke lawaai van de ‘aangeschoten’ campinggasten even verderop. De hond mag alweer nergens los. En als we hem dan toch loslaten, vliegt hij geheid bij anderen onder het tentzeil en likt daar de pannen schoon. Maar ach, doorgaans is iedereen van deze Spaanse kleine hond gecharmeerd. Het schept een band. Beetje ‘omhangen’ met wat medegasten, met wie je waarschijnlijk de laatste twee dagen diepgaand en intensief contact krijgt. Best bijzondere momenten eigenlijk. Je weet dat je elkaar daarna toch nooit weer ziet. Vanaf de middelbare school wissel ik nagenoeg al geen adressen en beloftes meer uit. Penvriendinnen hebben wordt ‘m niet meer.

We geven ons over aan de omgeving, het zwemwater, musea, wc-stops, speeltuinen, de barbecues, stokvis, recreatieteams, avondprogramma’s en niet al te lange tochten te voet, te fiets of te paard. Daarna kunnen we weer naar huis, en daar heb ik nu al best zin in. Vaak heb je maar een week nodig om alles weer wat op de rit te krijgen. Herinneringen zijn onuitwisbaar.  Het zijn toch andere dagen dan anders.
Het ziet er, achteraf, toch uitgerust uit.

Nanda Hey

twitter.com/bureaunr10

Communicatie & trainingsBureau NR. 10 richt zich op persoonlijke, team- en organisatieontwikkeling.